In het Nieuwe Diep zijn expeditie gereed vindende, is kapitein Kley met de eerste goede gelegenheid, den 17 Juny 1842, naar zee gegaan en wel in Zee gekomen.
Daarna is nog op den 29 Juny, een brief van kapitein Kley ontvangen, gedagteekend bij de Singels den 22 Juny, ‘s avonds 9 ure, meldend dat hij, na drie dagen voor het kanaal gekruist te hebben, nu op de hoogte van de Sinbgels in goede staat zeilende was, voortdurend was hij over zijn volk zeer voldaan.
(En zijn alle stukken en bescheiden van December 1840 tot Augustus 1842 weggelegd in het paket LD).
Vergadering van den Raad der Reedery
Present de Heeren A. Blussé van Oud Alblas, Herman van der Sande Hz., F. van Wageningen, Mr. P. Blussé, H.P. Visser en B. Bruininghuis.
De Raad der Reedery daartoe behoorlijk opgeroepen, op heden den 13 September 1842 vergaderd zijnde, is na voorlezing en goedkeuring van de tot heden gehouden notulen door de Directie gedaan rekening en verantwoording van de 4e afdgelopen reis van het barkschip Oud Alblas, sluitende met een kwaad slot van f 6.328,71½ , en is dezelve rekening door de presenten eenparig goedgekeurd en ten blijke daarvan geteekend.
Niemand iets voor te dragen hebbende is deze vergadering gescheiden.
Den 26 January 1843 werd van Kapt Kley een schrijven van den 7 October 1842 uit Batavia ontvangen, meldende dat hij aldaar den 1 October, en dus na eene reis van 106 dagen, aangekomen was, zeer voldaan over de equipage die allen gezond waren, en ook over schip en tuig, zijnde ook bijzonder te vreden over het touw, en over de verandering als barkschip, loopende nu wel zoo goed als toen hij nog een Fregattuig had, sturende ook beter en wordend nu gemakkelijk met 32 dan vroeger met 38 koppen bewerkt.
Den 13 Ocober is den Oud Alblas van Batavia naar Samarang vertrokken om aldaar suiker in te nemen. De inneming van de suiker is zeer langzaam gegaan, zoodat de Oud-Alblas na 6530 Picols geladen te hebben eerst den 22 November Samarang heeft kunnen verlaten om naar Batavia terug te komen, ten einde het restant der lading, namelijk Indigo en Koffy, te ontvangen. Volgens schrijven van den Kapitein van den 12 December uit Batavia, had hij toen zijn volle lading, bestaande uit 1743 Kranjangs of 6919 4/10 Picols Suiker, 211 kisten Indigo, zijnde 400 76/100 Picols, en 6697 Balen of 6300 81/100 picols Koffy. Den volgenden dag dacht de Kapitein te terugreis naar het vaderland aan te nemen.
Den 2 April 1843 ontving men de tijding dat daags te voeren, des avonds te 6 ure, de Oud Alblas na eene voorspoedige terugreis van 109 dagen in goeden staat in Texel was binnen gekomen. Den 4den heeft de Kapitein een begin gemaakt met lossen, den den 10 April de 6 of laatste ligter beladen hebbende, heeft hij de 11de de reis door het Noordhol-lands Kanaal aangenomen en is den 16 in het Oosterdok, doch wegens de feestdag eerst den 18 in het Entrepotdik aangekomen, en heeft toen dadelijk afgemonsterd. De verdere lossing, aftuiging en het op zijn plaats in het Oosterdok brengen, heeft de Kapitein voor f 250 aanbesteed. De lossing den 26 afgelopen zijnde, is het schip nog dien eigen dag op zijn plaats in het Oosterdok gekomen, en aldaar verder afgetuigd. De eerste Timmerman is alleen aan boord gebleven als ligger tegen f 8 zonder brand of voeding, maar hen toegestaan het gebruik van de combuis en zijn vrouw en kind bij hem aan boord te hebben.
De vrachtrekening oevr f 493 Lt opgemaakt zijnde, bedragende f 81.863,48 en die penningen den 10 Mei bij den boekhouder Veeckens zijnde ontvangen, Zoo is dadelijk eene uitdeeling van f 1000,- p 1/32ste bewerkstelligd.
De goederen van den inventaris om hier te repareeren of na te zien, zijn per ligter in het laatst van Mei hier ontvangen, met eene nauwkeurige lijst derzelven en van hetgeen daaraan te doen is; en de Kapitein tevens naar deze Stad gekomen is, met wiens voorleg men begrepen heeft om de noodige reparatien aan den Oud-Alblas tot in de tweede helft van Augustus uit te stellen, tegen welken tijd hij wederom naar Amsterdam te gaan, om bij alles tegenwoordig te zijn. Tevens is, met overleg van den Boekhouder, besloten om, in plaats van bij J.Knol voortaan Blok &Co als scheepstimmerlieden te gebruiken. Met den Kapitein is in het begin van Augustus afgerekend, en besloten hem, ten bewijze van voldaanheid en zuinig beheer, eene gratificatie van f 250 toe te leggen.
Den 21 Augustus is de Oud Alblas in het droogdok gehaald, ten einde door KApitein onderzocht en tevens beslist te worden of de bodem al of niet nieuw koperen moest. Dit laatste is niet nodig gekeurd, maar tevens opgegev en wat verder gedaan moest worden, en daarop den volgenden dag de Oud-Alblas uit het droogdok naar de werf gehaald.
De timmering daarop, naar het voorschrift der Experten zoo ver gevorderd zijnde, dat deze ook de open gemaakte plaatsen konden inspcteeren, zijn zij den 11 September weder aan boord gekomen, en hebben nog onderscheidene vernieuwingen van geen gering belang ontdekt, hetgeen de timmering zeer verzwaard heeft, zelfs zijn de experten den 2 October voor de derde maal komen inspecteeren, hebben toen nog nieuwe belangrijke vervangingen gevonden. Eerst den 9 november is de timmering, die nagenoeg 10 weken geduurd heeft, geheel afgelopen, en den Kapitein den 23 naar deze stad gekomen, den opperstuurman tegen f 30 in de week op het schip latende, om er aan de werf op te [. . . . . . . .] De Giek versleten zijnde, is voor de Oud-Alblas eene tusschen boot van 22 Vt lengte over steven en 6½ Vt breedte op de [zeildacht], voor f 250 eens af op en top klaar voor Blok als gemaakt. De Ankers en Kabels van de Oud Alblas zijn door de Experten goedgekeurd, alleen is de 1 9/16 duims Ketting 15 Vaam moeten verlengd worden (van de Jacob Cats was zoo ook de 1½ dm Ketting met 15 Vm moeten verlengd worden, en in plaats van deszelfs anker van 23½ [Ckt], een anker van 3100 Amsterd. ponden moeten aangekocht worden.)
De Kapitein zich met het begin van Maart naar Amsterdam begeven hebbende, is dadelijk begonnen met het schip wederom op te tuigen, en zich tot eene nieuwe reis gereed te maken, gelijk ook van hier, voor het einde van Maart, de provisie etc aan hem afgezonden, den den 25 Maart de monstering geopend is. De geheele equipage met den Kapitein bestond uit 32 koppen.