Adolph Blussé (1779 Dordrecht, 1846 Parijs), derde zoon van Pieter Blussé en Sophia Arnolda Vermeer, wordt na zijn Duitse kostschool vanaf zijn vijftiende jaar door zijn vader ingewijd in de boekdrukkunst. De familie Blussé bezat in 1655 reeds een boekbinderij in Dordrecht en zijn grootvader een boekhandel. In 1798 neemt hij het hoofdredacteurschap van de Dordrechtse Courant over van zijn broer Abraham en heeft hij tevens de leiding over de drukkerij. In 1804 krijgt Adolph deze beide bedrijven van zijn vader overgedragen, zijn jongere broer Pieter (1786-1869) verkrijgt later de boekhandel.
Hij trouwt in 1811 met Jacoba Holle (1788-1839), dochter van Paulus Holle en Pieternella van Beest, en krijgt drie kinderen; Pieter (1812-1887), Hendrika Petronella (1813-1883) en Adolph (1815-1890).
In 1824 koopt hij (2/3) samen met reder Ruben Vogelsang (1/3) het kofschip TREKVOGEL, 55 last, voor f. 12.757,- en in 1828 voor 1/4-deel het kofschip NEPTUNUS, 69 last, samen met o.a. Gerard Mauritz, Cornelis Jacob van Rees (ieder 1/8) en Gerrit van Hoogstraten (1/16) voor f. 16.000,-
In 1829-1830 wordt het eerste fregat voor de Grote Vaart gebouwd op de werf van scheepsbouwmeester Cornelis Gips. Na de DORTENAAR volgen de JACOB CATS, OUD-ALBLAS, ORION, ISIS, TIMOR, ADM.van HEEMSKERK, JAN VAN HOORN, J.C.SCHOTEL, KOSMOMOLIET, KOSMOPOLIET-II en KOSMOPOLIET-III, waarnaast de bark SUMATRA 2e-hands gekocht wordt. Vanaf 1839 is rederij A.Blussé van Oud Alblas de grootste rederij op de Grote Vaart in Dordrecht. Na het overlijden van Adolph Blussé in 1846 wordt de rederij voorgezet onder de naam Gebrs. Blussé.