De jaren van groei, 1835-1843,
Na de eerste 16 reizen door de eerste 4 fregatten in de jaren 1827-1834, neemt de Grote Vaart naar Oost-Indie snel toe. Na een 2e-fregat voor rederij Blussé, laat rederij de Klerk & de Voogd een Oost-Indie-vaarder bouwen op de werf van Cornelis Gips en Blussé een derde fregat. Een jaar later, in 1837, komt de BROEDERTROUW voor de nieuwe rederij Flamboyante in de vaart en de BATO, het vierde fregat voor rederij M.D.S. (beide gebouwd op de werf van Jan Schouten).
In 1838 voegt Blussé het fregatschip de ORION aan haar vloot toe en in 1839 vaart het eerste fregat voor rederij Brunner uit. Tot en met 1841 volgen er nog 12 nieuwe fregatten en barken, onderstaand allereerst de volgende 28 reizen vanaf 1835 tot in 1839 van de LOUISA, PdN tot en met de STAD TIEL.
Er werd niet meer alleen vanuit Dordrecht gevaren en bij Hellevoetsluis in zee gegaan, maar in toenemende mate werd er op en vanuit Amsterdam gevaren met agenten en ook boekhouders in Amsterdam. Ook in Oost-Indie worden op Java steeds meer andere havens aangedaan voor de bevrachting en/of passagiers en wordt de thuisreis vanuit Oost-Java niet meer altijd via Batavia aangevangen, maar ook rechtstreeks door Straat Bali.
Met dit deel erbij komt het totaal op 99 reizen door 27 Dordtsche fregatten en barken,
waarover onderstaand nader te lezen is.