DORTENAAR, tweede reis. Kapitein Frans van Ginkel, 30 jaar, Dordrecht, Mei 1832 – Sep 1833 naar Batavia, Sourabaya en Samarang, en terug (via Philadelpia) naar Hellevoetsluis. De aanmonstering door in totaal 42 manschappen voor deze reis is vanaf 1 mei 1832 te Dordrecht [MRD-565], waarna op 10 mei van de stad vertrokken wordt. Die zelfde dag kwamen ze te Hellevoetsluis aan, van waar op 16 mei het anker gelicht wordt naar de rede, waarna de DORTENAAR op vrijdag 18 mei in zee is.
Het 42e etmaal in zee wordt de evenaar gepasseerd, het 73e etmaal Kaap de Goede Hoop en het 111e etmaal, op 4 september 1832 wordt Straat Sunda ingezeild. Vijf dagen later kan de DORTENAAR het anker ter rede van Batavia laten vallen.
Na het innemen van vers water en enige proviand, licht men op 14 september het anker en verzeilt de DORTENAAR naar Soerabaya. Aankomende te Soerabaya loopt de DORTENAAR op 2 oktober bij punt Panka aan de grond, waarbij het schip ‘verscheidene zware stoten deed’. Het schip wordt geinspecteerd en er wordt besloten het op de helling te zetten. Bij inspectie blijken grote delen van de loze kiel vernieuwd te moeten worden, hetgeen dadelijk wordt uitgevoerd. Na het innemen van 257 last suiker, licht de DORTENAAR op 15 november het anker, met 3 man minder aan bemanning (op 14 oktober bleek matroos Jack Alberson met het schip de Ann Hope naar China te zijn vertrokken, op 19 oktober overleed de 2e timmerman O.G. Meyer en op 30 oktober de scheepsjongen A. May van Vollenhoven, beiden aan de Cholera). Op 20 november komt de DORTENAAR ter rede van Samarang aan, waar 191 last koffie wordt ingeladen. Op 1 december overlijdt daar kapitein van Ginkel, die in Soerabaya reeds ziek aan boord was gekomen, waarna 1e-stuurman Pieter Kraay het bevel overneemt, de andere stuurmannen een rang opschuiven en de hofmeester H. Meinderts als 4e stuurman aangesteld wordt. Op 4 december komen de passagiers mevrouw Schuurman en kind, de heren Soesman en 4 kinderen, de Nijs en Macaré, en de jongeheren Wisseman en Michalofsky aan boord, waarna de Dortenaar de volgende dag uitzeilt naar Batavia. Na vier dagen ter rede van Batavia vertrekt de DORTENAAR met kapitein Pieter Kraay op 14 december 1832 naar Dordrecht.
De ochtend van zaterdag 16 februari 1833 komen ze bij St.Helena aan, waar direct een kotter met gewapende soldaten aan boord komt en het schip door de havenmeester onder embargo genomen wordt. Volgens berigt uit St.Helena, van den 20 februarij, heeft het aldaar den 16 te voren ten anker gekomen fregatschip de DORTENAAR, komende van Batavia, nadat de gezagvoerder van dien bodem met de scheepspapieren naar den wal was gegaan, eene bezetting van 50 gewapende manschappen aan boord gekregen, terwijl den gezagvoerder, op order van den gouverneur en raden, de scheepspapieren ontnomen en verzegeld zijn. [Middelburgsche Courant dd 23-04-1833] De problemen op deze reis zijn nog niet voorbij, want op 6 maart 1883 overlijdt kapitein Pieter Kraay, na de val van zijn paard op 23 februari te St.Helena. Hij wordt opgevolgd door Samuel van de Koppel. Tien dagen later wordt het beslag op het schip opgeheven en vertrekt de DORTENAAR op 18 maart naar Philadelphia omdat het Engelse kanaal door Franse en Engelse schepen voor Nederlandse schepen is afgesloten, in verband met de Belgische opstand.
Het 54e etmaal in zee, loopt de Dortenaar op 10 Mei op zandbanken voor de kust bij Philadelphia aan de grond, waarbij opnieuw averij wordt opgelopen. Met assistentie van de Nederlandse Schoener TWEE GEBROEDERS kan de DORTENAAR bij onophoudelijk pompen, Kaap Hindelopen bereiken, van waar het met een loods aan boord verder de Delaware opvaart. Onderweg sterft de matroos Pieter IJzermenger, die als laatste bemanningslid ’s avonds laat op 17 mei 1832 in Hellevoetsluis aan boord was gekomen. Te St.Helena was hij reeds opgenomen geweest in het ziekenhuis aldaar, sinds wanneer hij de gehele reis ziek was geweest. Hij overleed op 12 mei 1833 en werd te New Castle begraven. Die zelfde middag vaart de DORTENAAR verder naar Philadelphia waar hij ’s avonds om acht uur ten anker komt en 8 man aan boord komen om het pompen van de bemanning over te nemen. Ook in Philadelphia moet de kiel gerepareerd worden. De volledige lading wordt gelost, een deel van de lading met schade wordt verkocht en het schip wordt hersteld. Drie maanden later, verlaten ze op 7 augustus onder het saluut van 11 schoten de stad Philadelphia, waarna ze met behulp van twee stoomboten en vervolgens een loods op 11 augustus voorbij de banken voor de kust en in zee zijn.
Het 35e etmaal komen ze voor gaats bij Goeree waarna ze binnen gesleept worden te Hellevoetsluis. Te Dordrecht is den 24 dezer gearriveerd het fregatschip de Dortenaar, thans gevoerd wordende door S. van de Koppel, komende van Batavia, laatst van Philadelphia, met koffij en suiker. Gemeld schip was reeds des namiddags van den 14 voor gaats, met de loodsen aan boord; maar de gelegenheid voor een schip, dat 5 el 38 duim diep gaat, geheel ongunstig zijnde, zoo moest het voor gaats kruizende blijven tot dat den 16 des namiddags omstreeks half 3 ure (toen op 13 vadem diepte, ongeveer twee mijlen uit den wal zich bevindende, en de wind ZZO en dus geheel tegen zijnde,) de stoomboot de Hercules, aan de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Rotterdam toebehoorende, en welke ter binnensleping gehuurd was, er voorgespannen werd, waarop het kort daarna, 5 minuten voor 3 ure, snel voorwaarts naar den wal ging, en zonder den grond geraakt te hebben was het fregat ten 4 ure met volle lading over den Drooge voor de Goeree, ten 5 ure over het Pampus en kort daarna op de reede van Helvoetsluis gesleept. Zonder deze prompte hulp eener krachtige stoomboot, zou, volgens getuigenis van deskundigen, het schip niet hebben kunnen binnen komen, en zelfs den volgenden dag, bij het toen in zee wederom eenigzins ruw geworden weder, van den wal hebben moeten afhouden en zee kiezen. [Overijselsche Courant dd 24-09-1833]