Opkomst van de Grote Vaart in Dordrecht
De eerste drie Fregatschepen die in Dordrecht gebouwd werden voor de vaart op Oost Indië, waren alle voor de Maatschappij Dordrechtsche Scheepsreederij en werden gebouwd op de werf van Jan Schouten. Het eerste fregat was de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, een schip van 250 last, gevoerd wordende door een bemanning van 37 koppen.

De eerste vijf Dordtsche fregatten; LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, KONINGIN DER NEDERLANDEN, STAD DORDRECHT, DORTENAAR en JACOB CATS
Eerste reis LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, kapitein Pieter Sipkes, voor Maatschappij Dordrechtsche Scheepsreederij, Aug 1827 – Jul 1828 naar Batavia en terug te Hellevoetsluis.

Advertentie LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, kapt Pieter Sipkes, naar Batavia [Opregte Haarlemsche Courant, 21-07-1827
Bij het uitzeilen van het gat van Goeree wordt een steng overboord gezeild en moet men deze kappen, waarna ze op 22 augustus te Vlissingen binnenlopen voor reparatie. In de Dokhaven wordt het schip voorzien van nieuwe steng, zeilen en kluiverspier, waarna het op 3 september haar reis naar Batavia kan vervolgen.
Na een reis van 138 dagen (vanuit Vlissingen) komt de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN op 19 januari 1828 aan op de reede van Batavia, waar de troepen van boord gaan en de stukgoederen voor de N.H.M. worden uitgeladen. Het schip wordt onmiddelijk nieuw beladen en reeds op 15 februari 1828 kan de thuisreis naar Dordrecht worden aangevangen.
De thuisreis duurde lang. Na meer dan vier maanden wordt het schip op 25 mei gepraaid terwijl het nog onder de evenaar zeilt, waarna volgens bericht uit Amsterdam dd 21 juli 1828 de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN te Helvoet was binnen gekomen. De scheepsdokter Christiaan Gerdner Houtman, die tijdens de reis een leverziekte had opgelopen, overleed daar een maand later aan op 23 augustus te ’s Gravenhage.
Opm. Geen monsterrol van deze reis in Dordrecht aanwezig.
Tweede reis LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, kapt Pieter Sipkes, Okt 1828 – 1829 naar Batavia en terug te Hellevoetsluis.
Aanmonstering te Dordrecht van 1e-Stuurman C.Sipkes, 32jr Den Helder; 2e-Stuurman W. Buyskool, 42jr Texel; 3e-Stuurman P.M. Vogelsang, 18jr Denhaag; Doctor, Oppertimmerman, Ondertimmerman, Bootsman en –maat, Zeilmaker, Kok en -maat, Hofmeester, 9x Matroos, 9x Ligtmatroos, 4x Stuurmansleerling en 2x Kajuitwagter, op 4 oktober 1828 [MRD-332]
Reeds op 28 oktober 1828 was de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, kapt P.Sipkes, uitgezeild vanuit Hellevoetsluis, tegelijk met de JONGE ADRIANA, kapt J.Admiraal en de ANTHONIE, kapt M. Jacometti, alle drie naar Batavia. Vier maanden later, op 27 februari 1829, lag de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN op de reede van Batavia om haar lading voor de N.H.M. te lossen.
Deze reis nam het meer tijd in beslag om nieuwe lading in te nemen, maar op 4 juni 1829 kon de thuisreis naar Dordrecht aanvaard worden. De passagiers aan boord waren luit.-kolonel Geij, kapitein Weiss, luitenants Rombout, Breekpot, Mosselman, J.K.van der Sluijs en familie, mevrouw Deijerman, de jonge heeren Spiering en Ellinghuijzen.
Na terugkomst van deze reis kreeg kapitein Pieter Sipkes het toezicht op de verdere bouw van het volgende fregatschip voor rederij M.D.S. op de werf van Jan Schouten, het fregat KONINGIN DER NEDERLANDEN, met 392 last een slag groter dan haar voorganster.
Het gezag op de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, wordt door de rederij overgegeven aan 1e-stuurman Cornelis Sipkes.
Derde reis LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN, kapt Cornelis Sipkes, Mei 1830 – Mei 1831 naar Batavia en terug te Hellevoetsluis.
De aanmonstering van 34 man equipage vindt plaats op 1 mei 1830 te Dordrecht [MRD-463].
Op 22 mei 1830 zeilt de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN uit van Hellevoetsluis, echter met windstilte waardoor zij twee dagen terugkomt op de reede. Op 3 juni zeilt zij voor de tweede maal uit, nu echter met dermate slechte weersomstandigheden dat zij de volgende dag te Texel moet binnenlopen, waar het schip op de rede 2 ankers en een touw verliest. Uiteindelijk kan zij op 8 juni van Texel vertrekken en wordt 22 juni het eiland Wight gepasseerd waarmee de uitreis naar Batavia een maand na vertrek uit Hellevoetsluis haar aanvang heeft verkregen.
Met op deze uitreis opnieuw troepen aan boord en de eerste klas passagiers de heer van Doornen en vrouw, en de heren Root en Jong, komen zij 138 dagen na vertrek van Texel, op 24 oktober 1830 op de reede van Batavia aan.
De vracht voor de thuisreis kan in Batavia geladen worden en op 10 december 1830 wordt de thuisreis naar Dordrecht vanuit Batavia aanvaard. Vijf maanden later, op 6 mei 1831 is de aankomst te Hellevoetsluis, waarop kapitein Cornelis Sipkes in zieke toestand direct naar Dordrecht doorreist, waar hij vier dagen later overlijdt.
Kort na vertrek van voorgaande reis werd het eerder genoemde fregat KONINGIN DER NEDERLANDEN te water gelaten op de werf van Jan Schouten en op 28 augustus 1830 het fregat STAD DORDRECHT, 448 last, eveneens op de werf van Jan Schouten en voor rederij M.D.S. Laatste te water lating vindt plaats op dezelfde dag als die van het fregat de DORTENAAR, 451 last, op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht. Het eerste fregat van deze scheepsbouwer voor de vaart op Oost Indië en het eerste schip voor de nieuwe rederij van A. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht.
KONINGIN DER NEDERLANDEN, eerste reis. Kapitein Pieter Sipkes voor rederij M.D.S., Okt 1830 – Okt 1831 naar Batavia en terug te Hellevoetsluis.
De aanmonstering door oa 1e-stuurman Jan van Nassau (28 jr, Amsterdam), 2e-stuurman Pieter Marinus Vogelsang (20 jr, Dordrecht), stuurmansleerling A.F. Tijdeman (15 jr, Dordrecht) en 38 andere manschappen, is op 30 augustus te Dordrecht [MRD 457]
Op den 15den October, ‘s namiddags ten 3½ ure, vertrok van Dordrecht het fregat de Koningin der Nederlanden, gt. ca. 450 lasten, gevoerd door kapitein Pieter Sipkes, bestemd naar Batavia, van alles uitgerust en geheel gereed om in zee te steken; dit schip passeerde ‘s Gravendeel, ankerde dien avond in de kil, en kwam 17den daaraan volgende, ‘s namiddags ten 1 ure, ter reede van Helvoet. [AHB dd 8-11-1830]
Kennelijk heeft de KONINGIN DER NEDERLANDEN een vijf weken bij Hellevoetsluis gelegen voordat de eerste uitreis kon worden aangevangen. Volgens bericht uit Batavia, kwam het schip op 9 april 1831 daar te reede aan, na op 25 november te zijn uitgezeild.
Te Batavia kan de vracht voor de thuisreis in korte tijd geladen worden, zodat de KONINGIN DER NEDERLANDEN reeds op 22 mei 1831 uitzeilt van Batavia, met als passagiers de heer Meijer met vrouw en kind, en de heren Van der Sanden en Schallig. Na een reis van 143 dagen vaart de KONINGIN DER NEDERLANDEN op 12 oktober 1831 in Helvoet binnen, terug van haar eerste reis.
STAD DORDRECHT, eerste reis. Kapitein Klaas Schinkel (41 jr, Dordrecht) voor rederij M.D.S., Dec 1830 – Okt 1831 naar Batavia en Soerabaija en terug te Hellevoetsluis.
De aanmonstering voor deze reis, door de equipage bestaande uit 41 man (oa E.M. Chevalier, 20 jr, Dordrecht, als 3e-stuurman) is op 28 november te Dordrecht [MRD-468].

Advertentie STAD DORDRECHT, kapt Klaas Schinkel, naar Batavia [Opregte Haarlemsche Courant, 20-11-1830
De KONINGIN DER NEDERLANDEN lag daar eveneens ter reede en werd daar opnieuw bevracht voor de N.H.M., de STAD DORDRECHT verzeilt op 6 mei naar Soerabaija om daar vracht voor de thuisreis te laden. Drie weken later, op 29 mei 1831 vertrekt de STAD DORDRECHT terug naar Batavia, met als passagiers de heer L. van Franquemont en kapitein C. Kastelijn. Nadat in Batavia de overige vracht is ingenomen wordt op 19 juni, met de heer H. Moerman als passagier, de thuisreis aanvaard.
Na een zeer snelle thuisreis van 120 dagen komt de STAD DORDRECHT op 7 oktober 1831 in Helvoet binnen, terug van haar eerste reis die in totaal nog geen 9½ maand geduurd heeft. Daar wacht de kapitein het droeve bericht van het overlijden van zijn dochtertje van anderhal f jaar oud, op 12 juli laatstleden.
De aankomst in Hellevoetsluis was 5 dagen eerder dan die van de KONINGIN DER NEDERLANDEN, die vier weken eerder uit Batavia vertrokken was.
Minder fortuinlijk was de DORTENAAR, die op 7 november door loting buiten de bevrachting van december viel, waarna de eerstvolgende bevrachting door de N.H.M.eerst in maart 1831 plaats vond.
DORTENAAR, eerste reis. Kapitein Dirk van der Koogh, voor rederij A. Blussé van Oud-Alblas, Mrt 1831 – Mrt 1832 naar Batavia en Sourabaya, en terug te Helvoetsluis.
Aanmonstering te Dordrecht op 25 februari 1831 door 1e-Stuurman F.van Ginkel, 29jr Rotterdam; 2e-Stuurman P.Kraay, 32jr Amsterdam; 3e-Stuurman S. van de Koppel, 25jr ’s Gravendeel; Doctor, Oppertimmerman, Ondertimmerman, Bootman, -maat en 2e-maat, Zeilmaker, Kok en –maat, Hofmeester en –maat, 21x Matroos, 5x Ligtmatroos en 3x Jongen. [MRD-472]
Op 22 maart 1831 vertrekt de DORTENAAR, na met 11 kanonschoten afscheid van de stad genomen te hebben, omstreeks elf uur ’s ochtends uit Dordrecht naar Hellevoetsluis, waar het diezelfde middag om half drie aankomt. Na enig oponthoud komt de DORTENAAR op 25 maart in zee, maar moet hij door storm en tegenwind in de Hoofden, de volgende morgen vroeg op de rede van Margate binnenlopen.
Zes weken na vertrek, op 6 mei 1831 overlijdt kapitein Dirk van der Koogh (op 12° Z.B. en 30° W.L.) en wordt het gezag op het schip overgenomen door 1e-stuurman Frans van Ginkel, die op 11 Augustus met de passagiers generaal majoor Holsman, zijn neef de heer W.H.H. van Riemsdijk en de officier van gezondheid Quartero op de rede van Batavia aankomt.
Op 19 Augustus verzeilt de DORTENAAR naar Soerabaya met de heer J. Matzen als passagier, al waar het op 3 september op de rede ten anker komt. Na lading in Sourabaija en Passaroeang ingenomen te hebben vertrekt de DORTENAAR op 19 oktober terug naar Batavia, waar het met de passagiers de heer C.F. Boudriot en mevrouw G.M. Lange, op 28 oktober aankomt. Vanuit Batavia wordt met als passagiers de heer J.L. Verhiest en kind, de thuisreis aanvaard en op 5 november wordt Straat Sunda doorgezeild, tegelijk met de Dordtsche Brik DANKBAARHEID, kapitein J.H. Hazewinkel.
De DANKBAARHEID arriveerde op 4 maart 1832 te Hellevoetsluis, terwijl de DORTENAAR twaalf dagen later te Hellevoetsluis binnenkomt. De doorreis naar Dordrecht verloopt uitermate traag ten gevolge van eerst ruw weer voorbij de Klundert, waarna het schip door droogte moet blijven liggen in de Kil waarna nog eens in het Mallegat, zodat de DORTENAAR pas vrijdag 28 maart voor Dordrecht ten anker kwam.
Terwijl de vorige drie schepen nog onderweg zijn op hun eerste reis, vertrekt de LOUISA, PRINSES DER NEDERLANDEN op zijn reeds vierde reis, met de nieuwe kapitein J. Keijser (39jr, Dordrecht) en een equipage van 33 man naar Batavia. Op 29 september 1831 wordt van Hellevoetsluis uitgezeild, waarna het op 14 februari 1832 ter rede van Batavia ligt.
Op 19 februari wordt naar Soerabaya vertrokken, van waar het schip na de lading ingenomen te hebben op 22 maart naar Batavia vertrekt. Aankomst te Batavia op 18 april, waarna het op 30 april de terugreis naar Dordrecht aanvaart. Na een lange reis loopt de LOUISA op 21 september 1832 te Hellevoetsluis binnen.
STAD DORDRECHT, tweede reis. Kapitein Klaas Schinkel, Dec 1831 – Okt 1832 naar Batavia en Sourabaya, en terug te Hellevoetsluis.
De aanmonstering voor deze reis is op 5 december 1831 te Dordrecht door in totaal 41 man, inclusief de kapitein (42 jaar, Dordrecht), Jacob van der Linden (25jr, Krimpen aan de Lek) als 1e-stuurman, E.M. Chevalier (21jr, Dordrecht) als 2e-stuurman en het zoontje van de kapitein Jan Schinkel als kajuitswachter van zeven jaar (Gage f2/mnd). [MRD-526]
Het vertek van Hellevoetsluis is op 30 december 1831, waarna de STAD DORDRECHT met tevens de vrouw van de kapitein aan boord, op 15 april 1832 te Batavia aankomt. Vanuit Batavia verzeilt het schip op 20 april naar Soerabaija, waar het op 3 mei aankomt om lading in te nemen zowel in Soerabija als in Passaroeang en op 29 mei weer terugkeert te Batavia.
Op 9 juni wordt de thuisreis aanvaard en op deze terugreis overlijdt de oudste zoon Jan van de kapitein, op 12 september op de leeftijd van 8½ jaar, aan boord van het schip. Bij terugkomst te Hellevoetsluis raakt het schip door harde wind op 9 oktober 1832 aan de grond, doch wordt het met assistentie weer in vlot water gebracht.
KONINGIN DER NEDERLANDEN, tweede reis. Kapitein Pieter Sipkes, 39 jaar, Dordrecht, Mrt 1832 – Jan 1833 naar Batavia, Samarang en Sourabaya, en terug te Hellevoetsluis.
De aanmonstering door in totaal 40 man voor deze reis is op 21 februari 1832 te Dordrecht [MRD-538], waarna het schip naar Batavia verzeilt. Vanuit Batavia vertrekt het op 23 juli naar Samarang, waar het slechts twee dagen ligt voor op 2 augustus naar Soerabaya te verzeilen. Na daar lading ingenomen te hebben keert hij op 22 augustus naar Batavia terug, waarbij Samarang van 25 augustus tot 3 september nogmaals wordt aangedaan en de passagiers der heer R.A.W. Hansen en mevrouw Hoijel inschepen. Op 8 september is de KONINGIN DER NEDERLANDEN terug in Batavia, waar een dag later de DORTENAAR vanuit Hellevoetsluis arriveert (zie hierna).
Op 11 september wordt de thuisreis aanvaard, die bij aankomst in het Engelse kanaal bijna een slechte afloop heeft.
“Gisteren (6Jan) is gelukkig te Hellevoetsluis binnengekomen, en thans veilig in het nieuwe kanaal liggende, het fregatschip de Koningin der Nederlanden, kapitein P.Sipkes, komende van Batavia en bestemd naar deze stad. Volgens rapport van den Kapitein, was hij Woensdag den 2den dezer in het kanaal zeilende, Bezevier ten noorden van zich hebbende en en uit hoofde van de menigte schepen, welke met den toe heerschenden oostelijke wind koers uit het kanaal zetteden, vleide hij zich dat het vrede was en bleef in dien waan tot des voormiddags ten 11 ure, toen een loodskotter van Dover bij hem aan boord kwam, medebrengende Engelsche nieuwspapieren, waaruit hij den toestand van zaken vernam.
Daar het schoon weder met oostelijken wind was, oordeelde hij het niet raadzaam om bij dag verder oostwaarts op te werken, maar stuurde hij, ten einde bij eenen vermoedelijken kruisser geen argwaan te verwekken, met de menigte westwaarts zeilende schepen, tot tegen den avond, wanneer, ten 10 ure, de wind Z.Z.W. aannemend dik was; hij wendde en zette met kracht van zeil koers door de hoofden.
Den volgenden dag, den 3den, zag hij Walcheren, op ondiep water houdende, terwijl de wind toen flauw oostelijk was, en deed van tijd tot tijd een schot om Vlissingschen loods aan boord te krijgen, om ten einde des noods die haven te kunnen binnen loopen. Na eenige moeijelijkheid gelukte het hem een loods te bekomen; doch voortwerkende naar de plaats zijner bestemming, zag hij Vrijdag den 4den, een oorlosfregat, geen vlag toonende, westwaarts van hem, hetwelk met kracht van zeil op hem afkwam. Hij wendde daarop naar den wal, en van 12 tot op 8 vaam water houdende, wendde de kruisser, maar bleef steeds in het gezigt, hetwelk hem noodzaakte om naar den wal vol te houden, ten einde niet onder het bereik van het geschut des kruissers te vervallen; maar daardoor verviel hij ten laatste op den Ooster, waar het schip op den wind draaide, stootte en bleef zitten; waarop hij alle zeilen tegen haalde, en de geheele dubbel geladen batterij afschoot, door welke dreuning het schip op de tegengebragte zeilen deinsde en op vlot water kwam. Geen Goereesche loodsen te zien krijgende, bleef hij van 10 tot 6 vaam over en weder werken, en dus werkende kreeg hij de Maasbank. Ook hier zag hij vergeefs naar eenen loods uit, en kreeg dien niet voor dat hij, omstreeks 10 ure, voor de droogte van de banken en de tonnen van het gat zeewaarts moest. Intusschen kwam de kruisser uit het gezigt geraakt.
Toen de loodsen aan boord waren, gelastte hij de loodsboot, om de Gouvernements-depêches, welke hij aan boord had, zoo spoedig mogelijk aan Z.Exe. den Schout-bij-nacht van der Straten te bezorgen, wien hij tevens verzocht om hem met het volgende tij de stoomboot te willen zenden, ten einde hem binnen te slepen. Gezegde Z.Exe. had de goedheid daartoe met den meesten spoed bevel te geven, en reeds den volgenden dag, des morgens zeer vroeg van den 6den, kwam de stoomboot bij hem, die hem niet alleen binnen gaats sleepte, maar bovendien op eene vaardige wijze op de reede van Hellevoetsluis bragt, genietende buiten dit alles van den Kommandant van gemelde stoomboot alle mogelijke medewerking en beleefdheid.
Verder ontving hij van Z.Exe. den Schout-bij-nacht en van den WelEd. Gestr. Heer Kapitein-ter-zee, Directeur Baak, de verzekering van alle mogelijk assistentie om het schip op eene veilige plaats en vrij van het ijs te brengen.
De Kapitein kan niet genoeg roemen de hulpvaardigheid en diensten, hem en zijn schip door den genoemden bevelhebber bij het binnenkomen te Hellevoetsluis bewezen.” [Nederlandsche Staatscourant dd 10-01-1833]
DORTENAAR, tweede reis. Kapitein Frans van Ginkel, 30 jaar, Dordrecht, Mei 1832 – Sep 1833 naar Batavia, Sourabaya en Samarang, en terug (via Philadelpia) naar Hellevoetsluis.
De aanmonstering door in totaal 42 manschappen voor deze reis is vanaf 1 mei 1832 te Dordrecht [MRD-565], waarna op 10 mei van de stad vertrokken wordt. Die zelfde dag kwamen ze te Hellevoetsluis aan, van waar op 16 mei het anker gelicht wordt naar de rede, waarna de DORTENAAR op vrijdag 18 mei in zee is.
Het 42e etmaal in zee wordt de evenaar gepasseerd, het 73e etmaal Kaap de Goede Hoop en het 111e etmaal, op 4 september 1832 wordt Straat Sunda ingezeild. Vijf dagen later kan de DORTENAAR het anker ter rede van Batavia laten vallen.
Na het innemen van vers water en enige proviand, licht men op 14 september het anker en verzeilt de DORTENAAR naar Soerabaya. Aankomende te Soerabaya loopt de DORTENAAR op 2 oktober bij punt Panka aan de grond, waarbij het schip ‘verscheidene zware stoten deed’. Het schip wordt geinspecteerd en er wordt besloten het op de helling te zetten. Bij inspectie blijken grote delen van de loze kiel vernieuwd te moeten worden, hetgeen dadelijk wordt uitgevoerd.
Na het innemen van 257 last suiker, licht de DORTENAAR op 15 november het anker, met 3 man minder aan bemanning (op 14 oktober bleek matroos Jack Alberson met het schip de Ann Hope naar China te zijn vertrokken, op 19 oktober overleed de 2e timmerman O.G. Meyer en op 30 oktober de scheepsjongen A. May van Vollenhoven, beiden aan de Cholera).
Op 20 november komt de DORTENAAR ter rede van Samarang aan, waar 191 last koffie wordt ingeladen. Op 1 december overlijdt daar kapitein van Ginkel, die in Soerabaya reeds ziek aan boord was gekomen, waarna 1e-stuurman Pieter Kraay het bevel overneemt, de andere stuurmannen een rang opschuiven en de hofmeester H. Meinderts als 4e stuurman aangesteld wordt. Op 4 december komen de passagiers mevrouw Schuurman en kind, de heren Soesman en 4 kinderen, de Nijs en Macaré, en de jongeheren Wisseman en Michalofsky aan boord, waarna de Dortenaar de volgende dag uitzeilt naar Batavia.
Na vier dagen ter rede van Batavia vertrekt de DORTENAAR met kapitein Pieter Kraay op 14 december 1832 naar Dordrecht.
De ochtend van zaterdag 16 februari 1833 komen ze bij St.Helena aan, waar direct een kotter met gewapende soldaten aan boord komt en het schip door de havenmeester onder embargo genomen wordt.
Volgens berigt uit St.Helena, van den 20 februarij, heeft het aldaar den 16 te voren ten anker gekomen fregatschip de DORTENAAR, komende van Batavia, nadat de gezagvoerder van dien bodem met de scheepspapieren naar den wal was gegaan, eene bezetting van 50 gewapende manschappen aan boord gekregen, terwijl den gezagvoerder, op order van den gouverneur en raden, de scheepspapieren ontnomen en verzegeld zijn. [Middelburgsche Courant dd 23-04-1833]
De problemen op deze reis zijn nog niet voorbij, want op 6 maart 1883 overlijdt kapitein Pieter Kraay, na de val van zijn paard op 23 februari te St.Helena. Hij wordt opgevolgd door Samuel van de Koppel.
Tien dagen later wordt het beslag op het schip opgeheven en vertrekt de DORTENAAR op 18 maart naar Philadelphia omdat het Engelse kanaal door Franse en Engelse schepen voor Nederlandse schepen is afgesloten, in verband met de Belgische opstand.
Het 54e etmaal in zee, loopt de Dortenaar op 10 Mei op zandbanken voor de kust bij Philadelphia aan de grond, waarbij opnieuw averij wordt opgelopen. Met assistentie van de Nederlandse Schoener TWEE GEBROEDERS kan de DORTENAAR bij onophoudelijk pompen, Kaap Hindelopen bereiken, van waar het met een loods aan boord verder de Delaware opvaart. Onderweg sterft de matroos Pieter IJzermenger, die als laatste bemanningslid ’s avonds laat op 17 mei 1832 in Hellevoetsluis aan boord was gekomen. Te St.Helena was hij reeds opgenomen geweest in het ziekenhuis aldaar, sinds wanneer hij de gehele reis ziek was geweest. Hij overleed op 12 mei 1833 en werd te New Castle begraven. Die zelfde middag vaart de DORTENAAR verder naar Philadelphia waar hij ’s avonds om acht uur ten anker komt en 8 man aan boord komen om het pompen van de bemanning over te nemen.
Ook in Philadelphia moet de kiel gerepareerd worden. De volledige lading wordt gelost, een deel van de lading met schade wordt verkocht en het schip wordt hersteld. Drie maanden later, verlaten ze op 7 augustus onder het saluut van 11 schoten de stad Philadelphia, waarna ze met behulp van twee stoomboten en vervolgens een loods op 11 augustus voorbij de banken voor de kust en in zee zijn.
Het 35e etmaal komen ze voor gaats bij Goeree waarna ze binnen gesleept worden te Hellevoetsluis.
Te Dordrecht is den 24 dezer gearriveerd het fregatschip de Dortenaar, thans gevoerd wordende door S. van de Koppel, komende van Batavia, laatst van Philadelphia, met koffij en suiker. Gemeld schip was reeds des namiddags van den 14 voor gaats, met de loodsen aan boord; maar de gelegenheid voor een schip, dat 5 el 38 duim diep gaat, geheel ongunstig zijnde, zoo moest het voor gaats kruizende blijven tot dat den 16 des namiddags omstreeks half 3 ure (toen op 13 vadem diepte, ongeveer twee mijlen uit den wal zich bevindende, en de wind ZZO en dus geheel tegen zijnde,) de stoomboot de Hercules, aan de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Rotterdam toebehoorende, en welke ter binnensleping gehuurd was, er voorgespannen werd, waarop het kort daarna, 5 minuten voor 3 ure, snel voorwaarts naar den wal ging, en zonder den grond geraakt te hebben was het fregat ten 4 ure met volle lading over den Drooge voor de Goeree, ten 5 ure over het Pampus en kort daarna op de reede van Helvoetsluis gesleept. Zonder deze prompte hulp eener krachtige stoomboot, zou, volgens getuigenis van deskundigen, het schip niet hebben kunnen binnen komen, en zelfs den volgenden dag, bij het toen in zee wederom eenigzins ruw geworden weder, van den wal hebben moeten afhouden en zee kiezen. [Overijselsche Courant dd 24-09-1833] Zie ook “Logboek 2e-reis DORTENAAR”
Voor het volledige verhaal, zie onderstaande publicatie.
One Response to 1827-1834 Het begin